‘s Nachts gelden zo goed als alle vaarregels die ook overdag van toepassing zijn. In de praktijk is het een eenvoudige oplossing om tijdig te reageren en andere schepen vrij te varen. Tenslotte ben je in de nacht vaak één van de kleinere (wijkplichtige) schepen.

Bij voorkeur wijk je bij tegengestelde koersen uit naar stuurboord en vaar je bij kruisende koersen bij het andere schip achterlangs.

Zie je een rood en een groen licht op gelijke hoogte dichterbij komen, dan is dat waarschijnlijk een naderend schip dat je recht van voren ziet, op de kop. Met gevaar voor aanvaring! Wijk bij voorkeur uit naar stuurboord. Hou de lichten in de gaten. Vaak verandert het beeld snel en zie je na korte tijd alleen nog het rode boordlicht. Een rood vast licht houd je altijd aan bakboord (je ‘rode kant’). We noemen dit ‘rood op rood’ houden. Het  is de gewone manier van stuurboord houden en elkaar passeren.

Zie je een rood boordlicht aan jouw stuurboordzijde, dus 'rood op groen', dan gaat het om kruisende koersen. Een rood boordlicht voor je beweegt in principe naar links. Een groen boordlicht naar rechts. Stuur als het kan altijd achter het andere schip langs. Al snel zie je ‘rood op rood’ (zijn rode licht aan jouw ‘rode kant’) of ‘groen op groen’. Zo kun je elkaar zonder gevaar voor aanvaring passeren.

Van een schip dat je van achteren ziet, zie je alleen het heklicht: een vast wit licht. Oplopen zal altijd minder snel gaan dan tegemoetkomen, daarom is voor het heklicht een 'onschuldig' wit licht gebruikt.
Ook een schip voor anker voert een wit licht, meestal veel minder sterk dan het heklicht. Vaar er wel ruim omheen, al is het alleen al voor de gemoedsrust van de bemanning aan boord!

Goede vaart.


Terug naar de overzichtspagina van de vaarcursus.


Tekst Marianne van der Linden
Foto Martin Koekebakker
Copyright Scheepswijs en Heech by de Mar B.V.